Yang Chengfu (1883-1936), de kleinzoon van Yang Lu Chan, de grondlegger van de Yangstijl taiji quan, vatte de essentie van taiji quan samen in tien punten. Hij dicteerde deze punten aan zijn leerling Chen Weiming. Deze punten zijn een uitwerking van een eerdere verhandeling over vijf essentiële aspecten van taiji quan, die Yang Chenfu liet opschrijven door Zhang Hongkui.
De tien essentiële punten zijn:
- Houd het hoofd rechtop
- Maak de boven rug rond, laat de borstkas zinken
- Ontspan het middel en zorg dat de heupen losjes zijn
- Maak onderscheidt tussen vol en leeg
- Laat de schouders zinken en de ellenbogen hangen
- Gebruik geestkracht (en geen fysieke kracht)
- Coördineer de bewegingen van boven- en onderlichaam
- Zorg voor harmonie tussen interne en externe aspecten
- Zorg voor continuïteit
- Zoek rust in beweging
Voor ik hieronder elk van de punten bespreek, wil ik nog een opmerking vooraf maken. Een moderne taiji meester Fong Ha (1937-2019) verklaarde in een interview: ‘Ik ben tot het inzicht gekomen dat het ontwikkelen van gewaarzijn, uiteindelijk veel belangrijker is dan het ontwikkelen van zelfverdedigingstechnieken.” [1]
Om de hierboven genoemde tien essentiële punten ten volle tot uitdrukking te laten komen in je taiji quan, is lichaamsbewustzijn en gewaarzijn nodig. De techniek is bijvangst zou je kunnen zeggen, en niet het doel. Of meer taoïstisch gezegd: niet het doel is belangrijk, maar de weg.
Houd het hoofd rechtop
Het hoofd hangt niet voorover, niet opzij of naar achteren. Rechtop wil zeggen, de kruin is naar de hemel gestrekt. Een ongrijpbare maar levendige energie richt de kruin van het hoofd op. Je moet geen kracht gebruiken (li), kracht zou de nek doen verstijven en de stroom van qi en bloed dwarsbomen. Je moet het gevoel hebben dat er een natuurlijke oprijzende, levendige kracht is. Anders kan de vitale energie, jingshen, niet omhoog stromen.
De kruin is naar de hemel gestrekt
Yang Chengfu begint bij de positie van het hoofd. We kunnen ons hoofd echter niet op deze natuurlijk manier dragen, als we niet grondig geaard zijn via de voeten. Als we geaard zijn, kost het dragen van het hoofd geen kracht. Het gaat moeiteloos. De oprijzende kracht waar Yang Chenfu op doelt, is de aarde kracht die omhoogstijgt naar de hemel, zoals bomen en struiken reikhalzen naar de hemel.
Jingshen is een typische Chinese term voor bepaalde vormen van Qi. Qi kan verschillende gedaanten aannemen, van grofstoffelijk tot etherisch. Jing is de fysieke kracht die opgeslagen ligt in onze dantian, ons midden. Jing stijgt omhoog naar het hoofd en komt aan in de hersenen. In dat traject is Jing getransformeerd in Shen, geestenergie. Jing is zwaar en zinkt. Shen is licht om omhooggaand. Jing is yin en Shen is yang. Ze houden elkaar dus in balans. Ook dit is een typisch Chinese gedachtengang.
De Chinese kijk op de wereld verdeeld alles in yin en yang. Eigenlijk moet ik zeggen: Yinyang. Als er namelijk Yin is, dan is er gelijk ook Yang, en andersom. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Yin en yang zijn ook geen absolute begrippen. Iets is altijd yin (of yang) in relatie tot iets anders. Yin en yang brengen elkaar voort en gaan in elkaar over. Als yin zijn maximum heeft bereikt, dan begint yang te groeien (en andersom). Mijn leraar Chinese Geneeskunde vertelde mij altijd: yin leidt, yang volgt. Als er geen yin is (rust, materie) dan kan yang niet tot uitdrukking komen (beweging, geestkracht)
Kijken we naar dit eerste aspect van Yang Chengfu, dan is het volkomen logisch dat als hij het hoofd noemt, je eigenlijk direct aan de voeten moet denken. Het hoofd is yang, de voeten yin. Hoe sterker geaard, hoe lichter het hoofd kan zijn. Denk ook aan de eerste les taiji over wuji, het begin. Wuji ging over staan en aarden. Het is het fundamentele begin van ons menszijn.
Als je kijkt naar hoe wij ons ontwikkelen, dan liggen we als baby om te beginnen op ons rug. Daarna leren we ons om te draaien en wordt het hoofd opgericht. Dat is een hele revolutie in de ontwikkeling, want nu wordt de drang om te kruipen wakker. Als we lekker kunnen kruipen, wordt de drang om ons op te richten wakker, gestimuleerd door al die mensen om ons heen die dat blijkbaar al moeiteloos kunnen. En als we dat voor elkaar hebben, als het ons gelukt is om via onze voeten en benen genoeg kracht te ontwikkelen om ons op te richten, om ons staartbeen in te trekken en de rug te rechten, en daar bovenop ons hoofd te balanceren, dan kunnen we gaan lopen. En zo begint onze ontdekking van onszelf en de wereld. Naarmate we ouder worden, vergeten we wellicht dat we via ons lichaam onszelf, de ander en de omgeving ervaren. Taiji quan brengt ons weer terug naar die eerste ervaringen. Maar nu in een volwassen lichaam en met een ontwikkeld bewustzijn.
Het hoofd opgericht houden is van belang omdat het op een natuurlijke manier ons gewaarzijn wakker maakt. Het gewaarzijn is er altijd, we zijn het ons echter niet altijd bewust. Door het hoofd recht op te houden, worden we ons er makkelijker van bewust.
Gebruik geen kracht
Als we ons op een natuurlijke manier oprichten, dat wil zeggen geaard in de voeten, sterk in de benen en vandaaruit de ruggenwervels stapelen en tenslotte het hoofd daarbovenop balanceren, dan kost dat geen moeite. We hoeven geen kracht te gebruiken. We werken mee met de natuurlijk opgerichte kracht die er al is om ons heen en in ons: aardekracht.
De ruggengraat is daarbij van essentieel belang. Aan de ruggengraat zitten onze ribben en het borstbeen. De ruggengraat bestaat uit, van beneden naar boven: 5 sacrale wervels, 5 lumbale wervels, 12 thoracale wervels (waar de ribben aan vastzitten) en zeven halswervels met daarop de atlas waarop de schedel rust.
Als we de ruggengraat goed stapelen, dan volgt de rest van het skelet vanzelf: schouderbladen en armen, bekken en benen. Houd het advies van Yang Chengfu in gedachten: gebruik geen kracht (li), maar het natuurlijke vermogen van het menselijk lichaam om zich op te richten in het krachtenveld tussen hemel en aarde. Daarom is de houding wuji zo belangrijk. Door alleen maar te staan, leren we als vanzelf weer wat het betekent om opgericht te zijn. Vandaaruit kunnen we gaan bewegen.
We houden daarbij de ogen ontspannen op de horizon gericht. De blik is weids. We ademen door de neus. De geest is leeg in de zin van dat we alles laten komen en gaan zonder er onze aandacht speciaal op te richten. We zijn het ons wel bewust, maar we laten het met rust.
Het hoofd blijft bij elke beweging opgericht, de nek ontspannen. Als we bijvoorbeeld de Naald zinkt naar de zeebodem doen, dan laten we het hoofd niet hangen, de kruin blijft gestrekt, de rug lang. Als je de Slang kruipt door het gras doet, let er dan op dat het hoofd niet voor over valt. En bij Wuif handen als wolken, let erop dat het hoofd niet meedraait. Het hoofd blijft altijd recht op de romp, de neus op een lijn met de navel.
Taiji in het dagelijks leven
Twee jaar geleden schreef ik op de website een stukje over taiji contra smartphone. Kenneth Hansraj berekende in een studie over nekbelasting, hoeveel druk er uitgeoefend wordt op je wervelkolom als je je hoofd buigt. Die druk loopt snel op: bij 0 graden is de druk 5 kilo. Je houdt dan het hoofd rechtop. Laat je het hoofd 15 graden hangen, dan loopt de druk op naar 12 kilo, een vol kratje bier. Bij 30 graden is dat al 18 kilo, het gemiddelde gewicht van een peuter van 5 jaar. Bij 45 graden inmiddels 22 kilo, net iets meer dan je mee mag nemen als koffergewicht in het vliegtuig. En bij 60 graden is de druk 27 kilo: meer dan een groot verpakking kattenbakgrit!
Dus maak het een dagelijkse mantra: houdt het hoofd recht!
[1] Wuji Qigong: harvesting Inner resources, een interview met Fong Ha door Marvin Smalheiser; vertaling uit het Engels door mij.